Aartsbisdom > Nieuws > Geslaagde ontmoetingsdag Ariënsinstituut

Geslaagde ontmoetingsdag Ariënsinstituut

“Ik dank u uit de grond van mijn hart voor uw inzet en gebed.” Met die woorden besloot kardinaal Eijk het ‘officiële’ gedeelte van de ontmoetingsdag van het Ariënsinstituut, op 20 oktober in Utrecht. De dag startte met een Eucharistieviering in de St. Catharinakathedraal, met kardinaal Eijk als hoofdcelebrant.

De 130 aanwezige leden van de diocesane gebedskring om roepingen zetten het programma voort in de nabijgelegen Nicolaïkerk, waar na een lunch kardinaal Eijk een lezing hield over ‘Roepingenpastoraat in het licht van Vaticanum II’. Na een ludiek zangoptreden van ‘The Priests’ eindigde de geslaagde ontmoetingsdag met een borrel.

Naast de leden van de diocesane gebedskring waren ook verschillende priesters van het aartsbisdom en rector Bruggink van de Tiltenberg aanwezig. In zijn preek stond kardinaal Eijk onder meer stil bij het door paus Benedictus XVI uitgeroepen ‘Jaar van het Geloof’, dat op 11 oktober begon. “Nederland heeft de twijfelachtige reputatie om na het voormalige Oost-Duitsland het meest geseculariseerde land van West-Europa te zijn. Het Jaar van het Geloof is daarom voor ons een buitengewoon welkom initiatief,” aldus kardinaal Eijk. Het document van de paus over dit jaar heet ‘Porta Fidei’ – ‘Deur van het Geloof’. “Dat is een aansporing om dit jaar in het bijzonder voor niet-gelovigen de deur van het geloof open te zetten.”

OLYMPUS DIGITAL CAMERA OLYMPUS DIGITAL CAMERA
Johan Rutgers, Henk van Hamersveld, Joost Baneke (v.l.n.r.)

Belangrijke stap
Dat kan op verschillende manieren, zo zei de aartsbisschop: “Het openzetten van de deur voor niet-gelovigen is een opdracht voor alle christenen, maar heel in bijzonder voor het gewijde ambt: bisschoppen, priesters, diakens. Leden van de diocesane gebedskring voor roepingen onder u bidden om roepingen. Speciaal vragen we daarbij aan God dat hij mensen roept tot priesterschap, diaconaat en religieus leven. Het gebed is nodig opdat de Heilige Geest de harten van de geroepenen vervult met brandende liefde voor Christus en Zijn Kerk. Dat ze kracht krijgen, innerlijke vrijheid en echte autonomie om tegen de stroom in te roeien en te kiezen voor Christus en Zijn Kerk. Uw gebed draagt ook vrucht: in juni 2011 had het aartsbisdom slechts vier priesterstudenten, nu negen.”
Tijdens de viering zetten drie van hen een belangrijke stap binnen de opgang naar het priesterschap. Joost Baneke werd opgenomen onder de kandidaten voor het priesterschap, Henk van Hamersveld werd aangesteld tot lector en Johan Rutgers werd aangesteld tot acoliet – het lectoraat en het acolitaat zijn in de plaats gekomen van de vroegere lagere wijdingen. Kardinaal Eijk: “Wij bidden in deze viering dat ze steeds mogen groeien in hun liefde voor de Heer en Zijn Kerk, dat ze later door de verkondiging van Gods Woord en de bediening van de sacramenten voor velen de deur van het geloof weten te openen.”

OLYMPUS DIGITAL CAMERA OLYMPUS DIGITAL CAMERA

Zomeractie
Na de lunch ontving Dora Schwager van de Pauluskerk Enschede uit handen van kardinaal Eijk een icoon van de Goede Herder. Zij was de winnaar van de zomeractie ‘Van bidden komt bidden’, waarin rector Kuipers van het Ariënsinstituut leden van de gebedskring gevraagd had om nieuwe leden aan te dragen. Mevrouw Schwager had liefst 42 nieuwe leden aangemeld – “maar ik heb wel hulp gekregen” zo biechtte ze op.

In zijn lezing ging kardinaal Eijk in op de identiteit van de priester. Deze wankelde al vóór het Tweede Vaticaans Concilie, betoogde hij. Zo kregen priesters al in de eerste decennia van de vorige eeuw enerzijds het verwijt dat ze teveel taken behartigden die niet tot hun eigenlijke opdracht behoorden. Anderzijds kregen ze kritiek dat ze te profaan waren en geestelijke inhoud misten. Kardinaal Eijk: “Saillant voor ons is dat in deze hele discussie twee soorten van identiteit door elkaar liepen. Het verwijt dat de priester te profaan was en zich te weinig met geestelijke zaken bezighield, betrof de beleving van zijn essentiële identiteit als priester, zijn sacramentele identiteit als gewijd man die Christus in persoon vertegenwoordigt, met name in de viering van de Eucharistie. Daarnaast bleken veel priesters gehecht aan hun secundaire identiteit, dat wil zeggen hun functies als leider van katholieke sociale organisaties, leraar of politicus. In een tijd dat de priester behoorde tot het geringe aantal geletterden in de samenleving kwam hij automatisch in aanmerking voor bepaalde functies die een zeker opleidingsniveau vereisten.” In de pijlsnelle val van dit secundaire imago lag volgens kardinaal Eijk mede de oorzaak voor hun snelle uitstroom uit de seminaries toen andere studiemogelijkheden een beter maatschappelijk perspectief boden. Het vinden van een evenwicht tussen de essentie van het priesterschap en wat secundair is, zal altijd voor de priester een uitdaging blijven.

OLYMPUS DIGITAL CAMERA OLYMPUS DIGITAL CAMERA
The Priests: pastoor Fred Hogenelst en rector Kuipers (rechts)

Niet werven wel wekken
Eijk stelde dat in Vaticanum II niet de aanleiding lag tot de ambtscrisis. “Het omgekeerde was het geval: juist doordat het Tweede Vaticaans Concilie op tijd de nodige piketpaaltjes sloeg met name door te wijzen op het essentiële verschil tussen het algemeen priesterschap van alle gelovigen en het bijzonder priesterschap, werd een erger crisis met betrekking tot de essentiële priesterlijke identiteit voorkomen.”
Wat betreft nieuwe kandidaten voor het priesterschap: die kun je niet werven – dat kan alleen met personeel – maar wel wekken: “We kunnen mensen bewust maken van een roeping die al in hen is gelegd door God Zelf.” Mogelijke kandidaten moeten geconfronteerd worden met de essentiële identiteit van het priesterschap. Over de wijze waarop kunnen we het best te rade gaan bij de roepingenverhalen uit de Heilige Schrift, aldus de kardinaal. Hij noemde Johannes de Doper, die twee van zijn leerlingen, onder wie Andreas, op Jezus wijst. Vervolgens verhaalt Johannes hoe Andreas zijn broer Simon Petrus met Jezus in contact brengt. Kardinaal Eijk: “Er mag sinds de eerste eeuw dan veel veranderd zijn, dit gebeurt nog steeds op dezelfde manier. Praktisch alle priesters hebben wel in hun jonge jaren een priester ontmoet die hun op de weg van hun roeping heeft gezet door voor hun een identificatiefiguur te zijn.” Zich richtend tot de aanwezige priesters: “Het Directorium voor het ambt en het leven van de priesters stelt dat eigenlijk elke priester door een persoonlijke vorm van roepingenpastoraat voor een opvolger zou moeten zorgen.  Ik houd mij aanbevolen!”

Klik hier voor de volledige tekst van de lezing van kardinaal Eijk

Tags: