Aartsbisdom > Nieuws > Slotwoord mgr. Eijk bij installatie als aartsbisschop

Slotwoord mgr. Eijk bij installatie als aartsbisschop

Hier vindt u de volledige tekst van het slotwoord van mgr. Eijk aan het einde van de Eucharistieviering bij zijn installatie als aartsbisschop van Utrecht.

Broeders en zusters in Christus,

Toen ik acht jaar gelden tot bisschop werd gewijd, koos ik als wapenspreuk ‘noli recusare laborem”, dat wil zeggen “weiger het werk, of de inspanning, eventueel het lijden niet.” Dit is gebaseerd op de woorden die St. Martinus uitsprak op zijn sterfbed. Hij wilde daarmee zijn toewijding aan Zijn roeping tot uiting brengen: hij was bereid om te sterven, maar ook om verder te leven en de Heer en Zijn Kerk te blijven dienen. In een grijs verleden, toen ik nog studieprefect op een seminarie was, heb ik eens op het feest van St. Martinus een preek gehouden over de laatste woorden van St. Martinus “ik weiger het werk niet,” in de hoop daarmee de studie-ijver van de priesterstudenten te prikkelen. Het enige zekere effect dat daarmee werd gesorteerd, was dat de deur van het studiesecretariaat na het ontbijt beplakt was met de woorden “ik weiger het werk niet.”

Een bijkomend motief voor de keuze van mijn wapenspreuk was dat St. Martinus de patroon van de stad Groningen is. Bij mijn overstap naar het aartsbisdom Utrecht was het nog even de vraag of ik de wapenspreuk zou behouden. En laat ik even geluk hebben. St. Martinus is de patroon van de Domkerk en daarmee ook van de stad Utrecht. Het motto kan dus ongewijzigd blijven.

Overigens heb ik wel ontdekt dat een motto geen bijzaak is. Een bisschop is bepaald niet werkeloos en ik kan nu helemaal mijn borst nat maken, want het aartsbisdom dat mij vandaag als aartsbisschop is toevertrouwd, is qua aantal katholieken achtmaal zo groot als het bisdom Groningen-Leeuwarden. En er is werk aan de winkel. Samen met u allen sta ik voor de uitdaging de rijke, ruime 1300 jaar oude geloofstraditie van het aartsbisdom Utrecht toegankelijk te maken voor de huidige en de toekomstige generatie. Wat betreft het laatste zullen de catechese en het jongerenpastoraat bijzondere speerpunten van het bisdombeleid blijven. Op korte termijn doen zich op dit terrein unieke kansen voor door de deelname van een 130 jongeren van ons aartsbisdom aan de Wereldjongerendagen te Sydney in juli dit jaar, die ik zelf ook zal bijwonen. Ook het huwelijk- en gezinspastoraat zullen binnen het bisdombeleid een bijzondere plaats behouden. Dit geldt ook voor het roepingenpastoraat, want de vruchtbaarheid van al onze inspanningen hangt nauw samen met het aantal medewerkers in het pastoraat.

De geloofsgemeenschap van de Kerk berust op een samenwerking tussen God en de mensen die Christus willen navolgen en zich door Zijn Geest laten inspireren. Wij dienen van onze kant onder meer te zorgen voor de materiële voorwaarden voor het uitdragen van het Evangelie. Sommigen die mij feliciteerden met mijn benoeming tot aartsbisschop kwalificeerden deze uitdrukkelijk als een promotie, maar ik ben wel bij wijze van spreken een ‘stukje armer’ geworden. Sinds 2000 kent het aartsbisdom de facto een begrotingstekort van 10 tot 20%. Zonder ingrijpen is het aartsbisdom in 2011 technisch failliet. In brede lagen van het aartsbisdom is de laatste jaren een besef van urgentie gegroeid dat er iets moet gebeuren om dit te voorkomen. In november vorig jaar is onder verantwoordelijkheid van kardinaal Simonis een aantal maatregelen getroffen om het tij te keren. Onderzocht moet worden of deze maatregelen voldoende zijn om het aartsbisdom financieel weer gezond te maken. De tijden veranderen steeds weer en het zal erom gaan een visie op pastoraal beleid te ontwikkelen en zonodig bij te stellen op basis waarvan een verantwoorde toedeling van mogelijk schaarser worden middelen kan plaatsvinden. Voor zover het in mijn en uw vermogen ligt wil ik voorkomen dat in het aartsbisdom een situatie ontstaat waarin de schaarste aan financiële middelen het pastorale beleid gaan dicteren.

Maar nu genoeg over de financiële aspecten gesproken. Tenslotte – en eigenlijk veel liever – wil ik nog iets zeggen over de eerstkomende tijd. Mijn eerste prioriteit is nu dat ik het aartsbisdom, de pastorale teams, leden van dekenale besturen en parochiebesturen en hopelijk ook zoveel mogelijk parochianen leer kennen. In een brief die ik in de afgelopen week heb doen uitgaan, heb ik meegedeeld dat ik samen met vicaris-generaal Hoogenboom, die vicaris-generaal Rentinck opvolgt, en de nieuwe secretaris-generaal en kanselier de heer Zuijdwijk in de eerstvolgende maanden de 45 parochieverbanden van het aartsbisdom twee aan twee zal bezoeken om de pastorale teams en vertegenwoordigers van de parochiebesturen te ontmoeten. Zo willen wij te weten komen welke uw toekomstplannen zijn, wat u bezighoudt en welke uw vreugden en uw zorgen zijn. Op deze wijze wil ik – zoals aangekondigd bij de bekendmaking van mijn benoeming op 11 december jl. – de eerste honderd dagen benutten om het aartsbisdom te leren kennen en een basis te leggen voor een vruchtbare en hartelijke samenwerking met u allen ten dienste van het Rijk Gods in ons midden. Moge in de komende maanden van kennismaking en gesprek de heilige Willibrord, de patroon van ons aartsbisdom, bij God tot een voorspreker zijn. Opdat het steeds meer wáár moge worden dat we ‘in Dei nomine feliciter’, in Gods naam gelukkig zijn.