Aartsbisdom > Diaconie > Cursisten ronden opleiding diaconaal assistent af

Cursisten ronden opleiding diaconaal assistent af

In het Ariënsinstituut te Utrecht was op 22 september de slotbijeenkomst voor de cursisten die de tweejarige opleiding tot diaconaal assistent hebben gevolgd. Zij ontvingen uit handen van mgr. Hoogenboom een getuigschrift. Ze kunnen vanaf nu desgewenst met een zending van de bisschop in hun parochie aan de slag als diaconaal assistent, steeds voor een periode van vier jaar. De ochtend startte met een H. Mis in de kapel van het Ariënsinstituut. Daarna gaven de deelnemers een korte presentatie van het project dat ze in hun parochie hadden uitgevoerd.

Er was gekozen om de liturgie van Maria op zaterdag te vieren. In zijn preek stelde mgr. Hoogenboom dat de cursisten “gaan werken in het boerenbisdom, zoals het Aartsbisdom Utrecht bekend staat. Dat past mooi bij de agrarische beelden in de Evangelielezing van vandaag, met de boer als zaaier.” Volgens de lezing komt slechts een kwart van het zaad goed terecht en draagt uiteindelijk vrucht. Mgr. Hoogenboom: “De garantie voor de vruchtbaarheid is het Woord van God. Je leven zal vruchtbaar worden als je het Woord van God hoort en verstaat en als je dat Woord in daden waarmaakt.” We worden in deze tijd overladen met woorden, aldus de Utrechtse hulpbisschop, woorden die kunnen maken en breken. “Het Woord van God is in het kwadraat werkzaam, woorden en daden liggen in elkaars verlengde. … Deze Eucharistieviering is niet alleen een dankzegging maar ook een bede dat Gods Woord vrucht mag dragen. De liturgie van Maria op zaterdag is de traditie dat we ons scharen aan de zijde, die op stille zaterdag met geloof en hoopvol wakend uitzag naar Zijn verrijzenis.”
Hij gaf de cursisten een boodschap mee: “Het zou mooi zijn als jullie in je vrijwilligerswerk ook de H. Schrift steeds ter hand nemen. Steeds teruggaan naar het Woord van God. Als het Woord zo gezaaid wordt in je leven, dan mag je vertrouwen dat het met de hulp van het Heilige Geest vruchtbaar zal zijn.”

Michel Niemarkt (Emmanuelparochie) verzorgde de eerste presentatie. Hij moet zijn stage nog afronden. Hij richt zich in zijn project op de vergrijzing in de parochie. Dat betekent ook meer bezoekwerk. “Dat was er wel, maar ongestructureerd. We hebben nu een aantal geschoolde vrijwilligers die dit doen, ondersteunend aan het werk van de pastorale krachten.” Daarnaast bestaat er nog een wens: “We willen de relatie tussen de bezoeker en de bezochte meer wederkerig maken. Hoe nemen we het verhaal van de bezochte mee naar de geloofsgemeenschap? Daartoe hebben we een aantal interviews afgenomen, we gaan kijken hoe we daarmee verder kunnen.”
Voor Arie van de Wiel (Amersfoort) was de opleiding ook een zoektocht naar zichzelf, zo vertelde hij. “Wat is de kracht die ons bezighoudt, in de kleine diaconie van alledag, van de kleine mens in de grote gemeenschap? Die wilde ik aanboren. Er gebeurt veel in de gemeenschap, maar welke structuur ligt erachter, bijvoorbeeld in het bezoekwerk? Ik probeer mensen in een netwerk bijeen te brengen. In elke mens ligt een geheim en dat noemen we diaconie. Door dat zichtbaar te maken en te verbinden met het vieren op zondag, kunnen we het aanwakkeren en verder brengen.”

Caroline Bennemeer-Hageman (Salvatorparochie Utrecht) is fysiotherapeut en dus praktisch ingesteld, zo vertelde ze: “Je ziet lijden en je wilt er wat aan doen.” Ze nam voor de invulling van haar project contact op met de Stichting Present en vroeg om twee initiatieven: iets voor een gezin en iets voor een groep vrijwilligers. Het gezin ging met een vluchtelingengezin naar het Spoorwegmuseum, de groep vrijwilligers verzorgde een beautymiddag in een soort blijf-van-mijn-lijfhuis. “Dat vonden niet alleen de bewoners heel leuk, ook voor de vrijwilligers was het een bijzondere middag, bleek uit de feedback. Ze vonden het een verrijking, als groep hadden ze nog niet eerder zoiets voor een ander gedaan. En ze willen graag vaker iets doen, er was dus een sneeuwbaleffect.”

Annette ter Ellen uit Almelo had aanvankelijk aarzelingen of de opleiding iets voor haar was: “Maar zoals we in Twente zeggen: KWW – Kiek’n wat ’t wordt. En ik vond het fantastisch.” Haar stage had betrekking op het tienerproject M25, waarvoor Stichting Present activiteiten aanreikte. De jongeren bezochten onder meer verpleeghuizen en het AZC, maar schreven ook brieven aan gevangenen. “Ze hebben een eigen ruimte van waaruit ze aan de slag konden. Allemaal kerkbetrokken jongeren, die er trots op zijn dit te kunnen doen.”
Agnes Vos-Leung (parochie H., Drie-eenheid) bezocht parochianen met een migratie achtergrond. “Ik wilde een relatie met hen opbouwen en was benieuwd wat ze van de parochie verwachten.” Daartoe interviewde ze acht mensen van evenzoveel nationaliteiten. “Die brug bouwen vonden ze heel waardevol. Het blijkt dat ze wel naar de vieringen komen, maar een belemmering ervaren om contact te maken met de Nederlandse parochianen. Dat willen we verder uitbouwen.”

Albert Gilsing (parochie Maria Laetitia) is een overstapper: ooit gestart bij de catechetenopleiding voelde hij zich beter op zijn plek bij het diaconale werk: “Ik ben meer een doener.” Hij is betrokken bij Jongerengroep Impulz in zijn parochie, doel van zijn project was het herstellen van de verbinding tussen jongeren en de parochie. Daartoe bracht hij onder meer hun geloofsbeleving in kaart, door tijdens de bisdombedevaart naar Lourdes een aantal gesprekken te hebben. “Die band met de parochie blijkt beperkt. Dat zijn oude structuren, jongeren kijken vaak over de grenzen van de parochie heen.”
Angela Rajic is ook afkomstig uit de parochie Maria Laetitia. Zij richtte zich juist op een andere doelgroep: ouderen. Ze sprak met ouderen die inloopcentrum ‘t Kruispunt bezoeken. “De overheid wil dat iedereen participeert in de samenleving, maar niet iedereen is daartoe in staat. Voor hen moeten wij zorg hebben, zeker als christenen. Wij doen dit werk vanuit een bepaalde bron, daar moeten we ook voor uitkomen. Ik vroeg mij af: waarom ligt er geen Bijbel op tafel? Waarom een bijeenkomst niet openen met gebed? Het Evangelie is toch onze leidraad. We zijn christenen en doen dit werk ‘in Naam van’.”


Mgr. Hoogenboom en Trees Versteegen

Mgr. Hoogenboom dankte de cursisten dat zij hun vrije tijd aan deze opleiding hebben besteed. Hij vatte elk van de zeven presentaties in enkele kernwoorden samen, zoals: ontmoeting, navolging, menselijke waardigheid (verwijzend naar de beautymiddag: “diaconie is ook mensen mooi maken”), bruggen slaan tussen generaties, vriendschap, haakjes zoeken in het leven van jongeren om iets van het geloof aan te bevestigen en zelfbewustzijn: “We mogen best fier zijn op ons geloof en de Kerk, ook in deze moeilijke tijd.”
Trees Versteegen, teamleider van de Diocesane Kerkelijke Caristas Instelling (DKCI) en coördinator van de opleiding, sprak voordat mgr. Hoogenboom de getuigschriften uitreikte “een kort woord met lof en bemoediging”: “In deze studie tot diaconaal assistent heb ik gezien hoe jullie je als gelovigen ontwikkelden, in inzichten over diaconie, over jezelf, over geloof en sociale werkelijkheid.” Versteegen memoreerde dat deze cursisten de eerste diaconaal assistenten zijn die in het aartsbisdom afstuderen. “Dat je de eerste groep bent, getuigt van grote flexibiliteit en openheid.”
“Dankzij jullie zal de Kerk meer vitaliteit krijgen. Dankzij jullie inzet zullen de armen, degenen die ziek of eenzaam zijn of vergeten en veracht worden, meer in beeld komen van de maatschappij en de geloofsgemeenschappen. Zo komt Gods Koninkrijk nabij.”

 

Tags: