December 2012

Waakzaam zijn

Als kind had ik aan wachten een broertje dood. Aan het begin van de jaren ‘60 moest ik twee keer per jaar op woensdagmiddag met mijn moeder naar de oogarts. Om twee uur ‘s middags zaten we al in de wachtkamer, hoewel het spreekuur pas om vier uur begon. Maar dan waren we ook bijna als eersten aan de beurt. Daarna was het vliegen naar de opticien, als ik nieuwe brillenglazen nodig had. In die tijd hadden mensen nog relatief veel geduld. Tegenwoordig gaat alles op afspraak. Het gemiddelde geduld is veel minder. Mensen raken snel boos en geïrriteerd als ze moeten wachten.

Petrus noemt wachten de kern van het christelijk leven. Hij heeft het dan over het wachten op de wederkomst van Jezus, zeg maar Zijn tweede Advent, aan het definitieve einde van deze wereld. Tja, maar hoe lang kan dat wel niet duren? Voor God is één dag als duizend jaar en omgekeerd (2 Petr. 3,8; Ps. 90,4). Hij heeft geduld met ons en geeft ons tijd om te besluiten Hem na te volgen en daarin te groeien. Maar de hedendaagse mens wil snel resultaat zien. Is er geen resultaat op afzienbare termijn, dan richt hij de aandacht al gauw op een ander project.

Als God niet snel het verlangde antwoord geeft, raakt Hij uit de belangstelling en uit beeld. Dit is een niet te onderschatten moeilijkheid die velen met het geloof in God hebben. Alleen liggen de rollen tussen God en mens omgekeerd. In plaats dat wij van Hem een resultaat verwachten, komt het op de eerste plaats aan Hem toe om iets van ons te verwachten. Hierbij gaat het niet zozeer om een resultaat, als wel om een vrucht: onze liefde tot God en onze medemens.

Voor ongeduldige mensen die moeite hebben met wachten, is het goed zich te realiseren dat het niet gaat om een passief afwachten zoals in de wachtkamer van de dokter. Integendeel, het gaat om een waakzaam uitzien naar Jezus’ komst. Daarom zegt Petrus: “In deze verwachting, geliefden, moet gij u beijveren onbevlekt en onberispelijk voor Hem (Jezus) te verschijnen, in vrede met God” (2 Petr. 3,14).

Op 16 november jl. mocht ik de preek houden in de Vespers van de St. Egidius-gemeenschap in de H. Mariakerk in de Romeinse volkswijk Trastevere, waar zich ook mijn titelkerk bevindt. Om deze reden, maar ook omdat er een St. Egidius-gemeenschap is in ons aartsbisdom, namelijk te Apeldoorn, was ik daarvoor uitgenodigd. Toen in 1968 revolutionaire bewegingen de Kerk en de samenleving vol ongeduld in brand zetten, bezon de toen achttienjarige student Andrea Riccardi zich op de essentie van zijn roeping als christen. Wat betekent dat, actief uitzien naar de komst van Christus en Hem navolgen? Rond gebedsdiensten in de St. Egidiuskerk in Trastevere rijpte de gedachte van een nieuwe beweging, de St. Egidiusgemeenschap, die snel zou groeien en nu wereldwijd zo’n vijftigduizend leden telt.

De spiritualiteit van deze beweging komt neer op het delen in Jezus’ bekommernis om de menigte die zonder herder is, het delen in Zijn zorg voor medemensen in nood: armen, daklozen, vluchtelingen, drugsverslaafden, ouderen, terminaal zieken en HIV-patiënten. Dit beperkt zich niet tot een vorm van liefdadigheid, maar gaat veel verder: het is de bedoeling om vriendschapsbanden aan te knopen met deze mensen in nood. Dit alles vanuit een bewuste navolging van Jezus, die zich identificeert met mensen in nood: “Voorwaar, Ik zeg u, al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan” (Mat. 25,40).

De kracht om dit op te brengen, zoeken de leden van de St. Egidiusgemeenschap in het gebed, vanuit het besef dat liturgie en diaconie wel onderscheiden, maar niet gescheiden zijn van elkaar. Zij liggen in elkaars verlengde. Zo kunnen we beschouwend en actief tegelijk klaarstaan, elk moment dat Jezus komen kan.