December 2016

De mooiste boodschap die er is, maar een die ook veel vraagt

Geen andere profeet van de Advent heeft de speciale boodschap van deze tijd uit het kerkelijk jaar zo kernachtig verwoord als Johannes de Doper: “Bekeert u, want het Rijk der hemelen is nabij.” Het gaat om bekering vanwege de komst van de Heer die op handen is. De Advent is geen tijd om op je handen te gaan zitten, geen tijd om passief af te wachten. Ons bekeren eist veel van ons: we moeten ons radicaal omkeren, alles anders bekijken, namelijk vanuit het perspectief van Jezus en vervolgens de richting van ons leven zo nodig bijstellen.

De persoon en de verschijning van Johannes de Doper nodigen op zich al uit tot bekering, tot verandering van onze levensstijl. Hij is gekleed in een mantel van kameelhaar, de dracht van de profeten, van Elia (2 Kon. 1,8) en Zacharia (13,4). Hij was de zoon van een priester en behoorde daarmee minstens tot het maatschappelijk midden, maar treedt op in een armoedige outfit en leeft op een dieet van sprinkhanen en wilde honing, van voedsel dus dat hij in het wild aantreft.

Behalve dat zijn uiterlijk van profeet op zich al een uitnodiging tot bekering is, treedt hij op in de woestijn, een droge plaats met weinig water en karig voedsel, een plek waar veel mensen niet levend uitkomen. Het is een plek die – net als een goede retraite – ons brengt tot intense existentiële ervaringen en ons met God en onszelf confronteert. En een echte confrontatie met de Heer en onszelf leidt altijd tot de vraag: ben ik wel op de goede weg en is er geen bekering, geen verandering nodig?

Het optreden van Johannes de Doper is vruchtbaar: veel mensen uit Jeruzalem, Judea en heel de Jordaanstreek komen naar hem, belijden hun zonden, dat wil zeggen bekennen in hoeverre zij wegen hebben bewandeld die van God afleiden. Zij laten zich dopen in de rivier de Jordaan, als teken dat ze zich oprecht willen zuiveren en bekeren. Er komen zelfs ‘zware jongens’ bij hem, tollenaars en soldaten.

De oproep tot bekering omdat het Rijk der hemelen nabij is, vormt de kern van de Blijde Boodschap. Maar dit is geen voor de hand liggende boodschap voor de hedendaagse individualistische mens, die in zichzelf is opgesloten en zichzelf als uitgangspunt neemt voor alle dingen. Hij is niet geneigd om zich te bekeren, zijn leven een andere ‘keer’ te geven door de ontmoeting met een ander, ook niet als dat iemand is die hem overstijgt, zoals Christus.

Vier jaar geleden verscheen in het decembernummer van de Groene Amsterdammer een interview van een Nederlandse journalist met aartsbisschop Fisichella, de voorzitter van de Pauselijke Raad voor de Re-evangelisatie. Op een gegeven moment confronteerde de interviewer Fisichella met het feit dat de dalai lama in West-Europa en Noord-Amerika meer succes boekt dan de paus. Het laconieke antwoord van Fisichella luidde:

“De dalai lama vraagt je niet je leven te veranderen. De paus doet dat wel, dat is het verschil. Vraag je maar
eens af waarom al die grote sterren in Hollywoord en omgeving volgelingen werden van de dalai lama. Omdat
ze alles konden behouden. Ze kunnen blijven wie ze waren. Ze hoeven in niets te veranderen. Ze moeten een
moment van reflectie inbouwen gedurende de dag en niets anders. Het is voldoende om willekeurig welke
pagina van het evangelie op te slaan om te zien dat ons geloof zo niet in elkaar zit. Het christendom is een
radicale weg. Je moet alles achterlaten, inclusief jezelf, om Christus te volgen.”

Het christendom verlangt een radicale bekering om de Heer te kunnen ontmoeten wanneer Hij komt. Dit is de fundamentele vraag die het christendom altijd begeleidt: ‘Kun je Christus als Hij plots voor je staat in de ogen kijken; zijn onze ogen zodanig gekeerd, afgesteld en zuiver, is ons leven zo radicaal op Hem gekeerd dat we Hem rechtstreeks in de ogen kunnen kijken? Vooral op het moment dat we de Eucharistie vieren, en eens voor altijd?’