November 2019

Kardinaal Newman en het vagevuur

Op Allerzielen, 2 november, bidden we voor de zielen van de overleden gelovigen die in het vagevuur verblijven. Vagevuur betekent letterlijk een ‘vuur dat veegt’, dat wil zeggen ‘schoon veegt’. Het vagevuur is een periode van loutering. God is rechtvaardig, maar ook barmhartig. Er zijn mensen die wel in Hem geloven en ook van Hem houden, maar in diverse opzichten zijn tekortgeschoten in het onderhouden van zijn geboden en in de navolging van Christus. In zijn barmhartigheid biedt God hen na de dood de mogelijkheid om zich te zuiveren van hun gebrek aan liefde voor Hem en hun medemensen. En daarna alsnog voor eeuwig bij Hem te zijn.

Veel mensen, ook katholieken, hebben moeite met de leer van de Kerk over het vagevuur. Daarom schreef de heilige kardinaal John Henry Newman, een bekeerling die aanvankelijk een anglicaanse priester was, in 1865 een gedicht over het vagevuur, onder de titel ‘Gerontius’. Daarvoor ontleende hij beelden aan onder meer de beschrijving van de hemel, de hel en het vagevuur door de Italiaanse dichter Dante Alighieri rond 1300.

Als Gerontius weet dat hij gaat sterven, vraagt hij een priester hem de laatste sacramenten toe te dienen en verzoekt hij zijn vrienden om voor hem te bidden. Helemaal zeker is hij niet van zijn eeuwige toekomst, want hij heeft het een en ander op zijn kerfstok.

Na zijn sterven kan Gerontius niets meer zien. De dood is een scheiding van ziel en lichaam. Pas op het einde der tijden krijgen wij deel aan de eeuwige verrijzenis en wordt onze ziel weer verenigd met ons lichaam. Doordat Gerontius na de dood nog alleen zijn ziel heeft, beschikt hij niet meer over de zintuigen van zijn lichaam en kan hij daardoor niets waarnemen.

Zijn bewaarengel, die zijn hele leven over hem heeft gewaakt, leidt Gerontius naar Jezus. Hier laat Gerontius enthousiast zijn bewaarengel los en stort zich vol verlangen neer voor de Heer. Op dat moment krijgt hij voor een heel kort moment zijn gezichtsvermogen terug. Heel even mag hij kijken in de liefdevolle ogen van Jezus. Gerontius komt dan echter tot het besef dat hij er nog niet aan toe is om Jezus eeuwig in de ogen te kijken: hij kan diens blik van oneindige liefde nog niet verdragen vanwege zijn eigen gebrek aan liefde.

Dan vraagt hij zijn bewaarengel om hem daarvan te bevrijden en te brengen naar een plaats waar zijn liefde door lijden kan worden uitgezuiverd, zodat hij later God wel voor eeuwig kan aanschouwen en in de ogen kijken. Zijn bewaarengel brengt hem dan naar het vagevuur. Dit is niet een plaats, maar de toestand van de ziel die Jezus nog niet in de ogen kan kijken en alvorens dat mogelijk zal zijn een verlossend lijden moet ondergaan.

Het gaat niet om een daadwerkelijk vuur. Het vuur is een beeld voor de pijn die de ziel ondergaat omdat haar natuurlijk verlangen naar God nog niet vervuld is, het verlangen dat Hij in ons heeft gelegd, toen Hij ons schiep. Ook bij ons is het vuur of de vlam een symbool van niet beantwoorde of nog niet vervulde liefde. Geconfronteerd met Gods liefde is de ziel vervuld van schuldbesef, berouw en schaamte omdat zij God tijdens haar aardse leven onvoldoende heeft liefgehad. De ziel in het vagevuur is er echter altijd zeker van na de periode van zuivering wel voor eeuwig Gods liefde te kunnen verdragen. Newmans gedicht over Gerontius heeft velen geholpen de leer van de Kerk over het vagevuur beter te begrijpen.

Op Allerzielen bidden wij voor deze zielen van de overledenen in het vagevuur: om moed en kracht voor hen. En we bidden dat de zuivering van hun ziel voorspoedig mag verlopen zodat hun verblijf in het vagevuur wordt verkort.