Mei 2011

Gelukszoekers

In een landelijk dagblad sprak enkele maanden geleden een hoogleraar pedagogie zijn zorg uit over de opvoeding. Kinderen, zo was zijn waarneming, worden vaak opgevoed tot egocentrische gelukszoekers. Men houdt hen geen ideaal voor dat het leven zin geeft en mensen met elkaar verbindt. Van deze opvoeding gaat de suggestie uit dat als je ongelukkig bent, je daar zelf de schuld voor draagt. Even bekend als triest is de ironische grafsteentekst: “Hij streefde zijn hele leven naar het geluk. Daarvoor werkte hij zich een ongeluk.”

Als ik bij een kennismaking met vormelingen aan hen de vraag voorleg wat ze later willen worden, dan noemen ze een beroep. Bij doorvragen komen ze tot de conclusie dat we allemaal zonder uitzondering gelukkig willen worden. Maar ja, hoe word je dat? Door oud te worden? Ouderdom gaat nogal eens gepaard met gebreken. Rijke mensen zijn ook niet automatisch gelukkig. En er zijn gezonde mensen die niets van hun leven weten te maken, terwijl anderen met een levenslange handicap daar uitstekend toe in staat blijken te zijn.

Eén ding wordt in zo’n kennismakingsgesprek na enig doorvragen wel duidelijk: echt geluk is niet weggelegd voor de egocentrische gelukszoeker. Geluk vind je nooit alleen voor jezelf, maar door liefde te geven aan anderen en die van hen te ontvangen. En onvervalste en duurzame liefde vinden we uiteindelijk alleen bij God.

Na Zijn leerlingen bij het Laatste Avondmaal de voeten te hebben gewassen, zegt Jezus: “Maar als Ik, de Heer en Leraar, uw voeten heb gewassen, dan behoort ook gij elkaar de voeten te wassen. Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat gij zoudt doen zoals ik u heb voorgedaan” (Joh. 13,14-15). Het wassen van de voeten houdt een houding van dienstbaarheid in. En deze dienstbaarheid vergt ook nederigheid, niet in de zin van een ontkenning van de eigen capaciteiten of talenten. Het gaat hierbij om een echte en eerlijke zelfkennis en de erkenning van onze afhankelijkheid van God en medemens. In de omgang met God en met elkaar moeten we niet onszelf in het centrum of op een voetstuk zetten, maar ons laten leiden door dienstbaarheid. Dan hebben we oog voor elkaar. Voor de hedendaagse Westerse hyperindividualistische mens is dat niet gemakkelijk op te brengen.

Het uitgangspunt van het christelijk leven is dat mensen Jezus navolgen. Jezus diende God en ons door uit de hemel af te dalen en mens te worden, door ons aardse bestaan te delen met alle negatieve aspecten die daaraan verbonden zijn, inclusief het lijden. Hij diende ons door Zijn lijden, kruisdood en verrijzenis. Zo heeft Hij voor ons de weg gebaand naar eeuwig geluk. Hem navolgen houdt in dat we ons in de onderlinge omgang laten leiden door nederigheid en dienstbaarheid, zoals Hij dat deed met ons. Het houdt in dat we geen afstand houden tot medemensen in nood die ook zoeken naar het geluk, maar voor hen ook echt een naaste willen zijn, evenals Jezus dat bij ons deed door zijn menswording.

In navolging van Jezus is Zijn moeder Maria ons grote voorbeeld. Zij is een voorbeeld bij uitstek in dienstbaarheid door de manier waarop zij meewerkte aan de menswording van Gods Zoon: “Zie de dienstmaagd des Heren, mij geschiede naar uw Woord” (Luc. 2,38). Maria is geen egocentrische gelukzoeker. Zij zoekt niet zichzelf, maar God en in Hem ook ons. Daarin vindt zij haar eigen geluk en draagt zij bij aan dat van ons.

Een egoïstische gelukszoeker is als het ware iemand die een doodlopende straat ingaat. Als we daarentegen in dienstbaarheid jegens God en medemens Jezus navolgen naar het voorbeeld van Maria, groeit in ons de gelijkenis met God naar wiens beeld we geschapen zijn. Tevens verdiept zich dan ons contact met Hem. En daarin ligt ons geluk.