Januari 2015

Gelukkig zijn ze er nog

Gelukkig zijn ze er nog. Ik bedoel jonge religieuzen. Relatief aan het begin van het liturgisch jaar 2014-2015 – uitgeroepen door paus Franciscus tot het Jaar van de Religieuzen – heeft een tweetal jonge leden van een congregatie hun tijdelijke geloften vernieuwd. Het betreft Mauricio en Juan Carlos, beiden lid van de Misioneros de Cristo Maestro. Eind augustus vorig jaar is hun communauteit in Utrecht ingezegend. Met twee andere Missioneros hebben zij zich in ons aartsbisdom gevestigd. Vroeger gingen missionarissen vanuit Nederland naar alle andere continenten om het geloof in Christus te verkondigen. Nu komen missionarissen vanuit andere continenten, in hun geval vanuit Latijns-Amerika (Colombia), naar ons land.

Zij hebben hun tijdelijke geloften afgelegd in de kathedraal op 4 januari 2015, het Hoogfeest van Driekoningen. De Drie Koningen, die in de kerststal alle niet-Joodse volkeren op de aarde vertegenwoordigen, zijn voorbeelden van mensen die zonder aarzelen en dralen beantwoorden aan een roeping die zij van God hebben ontvangen. De Drie Koningen laten zich leiden door het licht van een ster die hen bij de pasgeboren Jezus brengt. Wij volgen het licht van de Heilige Geest, ontvangen het doopsel en het vormsel, en zijn daardoor in staat Christus te vinden, in Hem te geloven en Hem te volgen.

Aan sommigen geeft de Heer via Zijn Geest een bijzondere roeping: tot het priesterschap, het diaconaat en het religieuze leven. Het laatste is de roeping die Mauricio en Juan Carlos hebben ontvangen. Zij volgen Jezus op een speciale manier door te leven volgens de drie Evangelische raden: die van armoede, kuisheid (celibaat) en gehoorzaamheid. In hun armoede volgen zij Jezus die geen steen had om Zijn hoofd op te laten rusten. Door hun celibataire levenswijze volgen zij Jezus die ook celibatair leefde en herinneren zij ons aan het feit dat we uiteindelijk zijn bestemd voor het eeuwig leven bij God in de hemel, waarin we niet meer leven als gehuwden. Hun gehoorzaamheid jegens hun overste is een weerspiegeling van de gehoorzaamheid van Jezus aan Zijn goddelijke Vader, Zijn bereidheid om op verzoek van Zijn Vader mens te worden en de kruisdood te ondergaan om ons te verlossen. Evenals Jezus besteden zij een groot deel van de dag aan een intens gebedsleven.

Dit vergt wel het een en ander van hen. Dergelijke geloften afleggen kan iemand alleen als hij in het leven volgens de genoemde Evangelische raden is gegroeid. Vandaar dat religieuzen eerst een aantal keren tijdelijke geloften afleggen en pas na vele jaren definitieve geloften.

De Drie Koningen zijn in meerdere opzichten een voorbeeld voor alle christenen, maar zeker voor religieuzen. De Drie Koningen laten zien waar het bij het volgen van een roeping op aankomt. De Drie Koningen volgen het licht van de ster en zoeken Jezus op, niet omdat ze ‘zo nodig wat van Hem moeten’. Ze komen alleen maar om Hem te ontmoeten en Hem te vereren en te aanbidden. Ze komen niet voor zichzelf, maar voor Hem. Onze twee religieuzen hebben niet het licht van de Heilige Geest gevolgd die hen naar ons bracht, omdat wij iets te bieden zouden hebben dat ze zelf niet zouden hebben.

De Drie Koningen laten ook zien dat het vereren en aanbidden van God gepaard gaat met het geven van geschenken. Zij geven aan Jezus goud, wierook en mirre, geschenken die elk een bijzondere betekenis hebben. Goud was in de tijd van Jezus een geschenk dat je aan een koning gaf. Door Jezus goud te schenken, laten ze zien dat Jezus de koning is voor hen, zeg maar dat hij alles voor hen is.

Wierook werd alleen in de tempel gebruikt om God te eren. Daarmee laten zij zien dat zij Jezus erkennen als God. De mirre is een verwijzing naar de zalf waarmee Jezus’ lichaam wordt afgelegd vlak voor Zijn begrafenis. De mirre is een verwijzing naar Jezus’ lijden voor ons.

Door hun vrijwillige geloften geven onze twee religieuzen zich aan Jezus en laten zij zien dat Hij alles voor hen is. Hun wierook is hun gebedsleven als religieus. Om Jezus te volgen moet zij een offer brengen en blijft lijden hen niet bespaard, al was het alleen maar doordat zij hun vaderland hebben verlaten om hier de ‘vreselijke’ Nederlandse taal te leren, het ‘Chinees’ van West-Europa.