Oktober 2016

Een weekje Canada

De laatste week van september heb ik deelgenomen aan de jaarlijkse plenaire vergadering van de Canadese Bisschoppenconferentie. Ik was uitgenodigd om er te spreken over de Nederlandse ervaringen met euthanasie en medische hulp bij suïcide. De reden was dat daar in het laatste jaar ook in Canada wettelijke mogelijkheden voor zijn geschapen.

In mijn eerste lezing heb ik de geschiedenis geschetst van de Nederlandse euthanasiediscussie, die is losgebarsten aan het einde van de jaren zestig van de vorige eeuw. In de jaren zeventig en tachtig ging de discussie over levensbeëindiging op verzoek van de patiënt in de terminale fase van een lichamelijke ongeneeslijke ziekte, later ook vóór de terminale fase. In de jaren negentig werd levensbeëindiging ook geaccepteerd wegens psychiatrische ziekten op verzoek van betrokkene en in een latere fase tevens wegens dementie in gevorderde staat op basis van een schriftelijke euthanasieverklaring. Deze discussie baande het pad voor de euthanasiewet die in 2002 van kracht werd. In 2006 werd een landelijke regeling voor levensbeëindiging bij gehandicapte pasgeborenen ingevoerd. Hiermee werd de laatste barrière geslecht omdat zo ook mogelijkheden voor actieve levensbeëindiging zonder verzoek van betrokkene werden gecreëerd.

Uiteraard is de leer van de Kerk aan de orde geweest: zij wijst actieve levensbeëindiging zowel op verzoek als zonder verzoek van de betrokkene af vanwege de universele waardigheid van het menselijk leven, die voortvloeit uit het feit dat de mens geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis. Daarnaast heb ik twee zaken benadrukt: de recente Nederlandse geschiedenis laat zien dat als men voor actieve levensbeëindiging de deur eenmaal op een kier heeft gezet, die steeds verder open zal gaan. Tevens heb ik gewezen op het belang van adequate palliatieve zorg. De totale medische, verpleegkundige, psychosociale en pastorale zorg gericht op de persoon in al zijn facetten moet ons antwoord zijn op het ongeneeslijk lijden van mensen.

In een tweede lezing heb ik gesproken over enkele moeilijkheden die zich in het pastoraat kunnen voordoen als gevolg van de vrij algemene acceptatie van euthanasie en medische hulp bij suïcide. Een priester kan niet de laatste sacramenten toedienen (de ziekenzalving, de communie en de biecht) en alvast afspraken maken voor de uitvaartplechtigheid bij iemand die heeft aangegeven dat hij aan zijn leven een einde zal (laten) maken. Iemand moet om de sacramenten te kunnen ontvangen de daarvoor vereiste gesteldheid hebben. Bovendien zou de priester als hij dan toch de sacramenten toedient, de indruk vestigen dat de Kerk euthanasie en suïcide zou aanvaarden.
Als na iemands dood bekend wordt dat hij overleden is door euthanasie of suïcide, dan zou de priester kunnen overwegen om een kerkelijke begrafenisplechtigheid te verzorgen wanneer hij de overtuiging heeft dat de keuze voor de beëindiging van het leven is ingegeven door emoties en angst. Hierdoor kunnen de vrijheid van betrokkene en daardoor ook zijn persoonlijke verantwoordelijkheid en schuld verminderd zijn. Deze richtlijnen van de Nederlandse Bisschoppenconferentie uit 2005 bleken overeen te komen met de richtlijnen welke de bisschoppen van de Canadese provincie Alberta dit jaar hebben uitgevaardigd.

We bleken veel gemeen te hebben: ons geloof in Christus en rotsvaste principes met betrekking tot het respect voor het menselijk leven. Maar er waren ook verschillen. De Canadese Bisschoppenconferentie telt meer dan negentig bisschoppen. Daar valt ons Bisschoppenconferentietje van twaalf bisschoppen bij in het niet. Ook waren de ervaringen van de Canadese bisschoppen in een aantal opzichten heel anders. Sommige bisdommen beslaan een heel groot territorium tegen of boven de poolcirkel, maar tellen weinig katholieken. Sommige parochies in die gebieden kunnen niet met de auto, maar alleen met een sneeuwscooter worden bereikt.
Eén van de Canadese bisschoppen vertelde in een preek hoe hij zeer recent een uitvaart had gedaan van een man die door een beer was gedood, waarna wolven zijn lichaam hadden verscheurd. Dorpelingen hadden de nodige moeite om de stukken van het stoffelijk overschot bij elkaar te zoeken. Het was een trieste begrafenis, maar tegelijk was hij ook gesticht door de grote onderlinge solidariteit en het grote hulpbetoon van de lokale bevolking. Tja, zo’n beer. Daar kan die ene eenzame wolf die onlangs in Drenthe zou zijn gesignaleerd, niet tegenop.