Juni 2014

De dorst van de ziel

Op 8 juni jl. hebben we de Paastijd afgesloten met de viering van het Hoogfeest van Pinksteren. Hierop vieren we dat de Heer Zijn Kerk bezielde met de Heilige Geest. De apostelen, die tevoren versteend waren van angst en onbegrip, worden door de Heilige Geest in vuur en vlam gezet, vatten moed en gaan de straten van Jeruzalem op om Christus en Zijn Evangelie te verkondigen. Die eerste Pinksterdag geven zij de Heilige Geest via het doopsel door aan 3.000 mensen (Hand. 2,41).

Het doopsel wordt toegediend door water te gieten over het hoofd van de dopeling, diens naam te noemen en toe te voegen: “Ik doop u in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.” Om te beschrijven wie de Heilige Geest is en wat Hij doet, wordt gebruik gemaakt van het beeld van water. Water is noodzakelijk voor het leven. Bij onderzoek van planeten geldt steevast de vraag: is er water? Als er water is, is er mogelijk leven. Zonder water is er – zo weten we met zekerheid – geen leven. We kennen het beeld van de droogte in de Sahellanden: alles ziet er dor en droog uit, er groeit geen gras en langs de weg liggen uitgedroogde skeletten van dieren. Wanneer het echter regent of de aarde wordt geïrrigeerd, dan komt er weer nieuw leven en bloeit de natuur binnen de kortste keren op.

Dit zien we in geestelijke zin gebeuren met Pinksteren. Het leven keert in de apostelen terug door toedoen van de Heilige Geest. In de sequentie, gezongen met Pinksteren vlak vóór het Evangelie, bidden we dat Heilige Geest dat ook bij ons doet: “overstroom ons dor domein” (in het Latijn: “riga quod est aridum”). Dit betekent: laat de Heilige Geest onze ziel doordrenken en ons innerlijk het nieuwe leven in Christus geven.

Iemand vraagt om water als hij dorst heeft. Na een lange wandeling in de hete zon weten we een beker gewoon water zeer te waarderen. Dit doet de vraag rijzen: welke dorst wordt nu eigenlijk door de Heilige Geest gelest? Veel mensen weten niet Wie met de Heilige Geest bedoeld wordt. Lopen zij dan toch rond met een onlesbare dorst van het innerlijk? En hoe uit zich die dorst?

Wanneer het lichaam gebrek heeft aan water, krijgen we van nature een dorstgevoel. Daarnaast is er een dieper dorstgevoel, het verlangen naar iets waarvan we beseffen dat we het op eigen kracht niet kunnen bereiken. Er is diep in ons een verlangen naar een oneindig leven, dat alleen in God vervuld kan worden. Dit brengt ons op het spoor van ons natuurlijk verlangen naar God.

En dit verlangen naar God heeft een naam en een gezicht gekregen, doordat God in Jezus mens is geworden. Het verlangen naar God wordt daardoor een natuurlijk verlangen naar Jezus. Dit verlangen is de dorst van de ziel, die alleen door de Heilige Geest kan worden gelest. Deze doet ons immers met de ogen van het geloof in Jezus Gods mens geworden Zoon herkennen, de Christus.

Het is zaak deze dorst op het spoor te komen en zich daarvan steeds meer bewust te worden. Het verlangen naar God dragen we allen van nature in ons. De meeste mensen geloven ook in geseculariseerd Nederland nog steeds in God, al is hun beeld van Hem onduidelijk en vaak verschillend. Uitgesproken atheïsten zijn er maar weinig. Een grote meerderheid is agnost: maar is het openlaten van de vraag of er een God is, mogelijk ook niet een uiting van een verlangen naar Hem? Diezelfde Heilige Geest, die onze dorst naar God/Jezus lest, kan ons ook helpen ons van dit verlangen meer bewust te worden, als we Hem daarom bidden.

Het is zaak de ‘dorst’ naar Jezus niet te veronachtzamen, maar tot het leidend beginsel van heel ons leven te maken. Dan geven we aan de Heilige Geest, die de Kerk met Pinksteren heeft bezield, alle kans om steeds deze dorst in ons te blijven lessen en dat eens ook voorgoed te doen in Gods eeuwig Koninkrijk.