November 2016

‘Avere la bella faccia tosta’

Midden oktober heb ik twee dagen deelgenomen aan de bedevaart naar Rome van ons seminarie, het Ariënsinstituut, samen met de seminaries van de bisdommen Rotterdam en Breda. Wij hebben momenteel elf seminaristen, van wie er een op 12 november a.s. in onze kathedraal in Utrecht tot priester zal worden gewijd. Met de drie seminaries ging het in totaal om een groep van zo’n dertig man.

Deze bedevaart stond in het teken van het Heilig jaar van de Barmhartigheid. Onze seminaristen en de meegereisde stafleden zijn door de vier Heilige Deuren gegaan die Rome rijk is, om zo een volledige aflaat te verdienen. Vier deuren is veel, zult u misschien zeggen, maar wie weet hoe hard ze het nodig hadden.

Het zijn er vier omdat in elk van de vier grote basilieken een Heilige Deur aanwezig is: in de Sint-Pieter uiteraard, maar ook in de kathedraal van het bisdom Rome, de Sint-Jan-van-Lateranen, de Santa Maria Maggiore en Sint-Paulus-buiten-de-muren. Overigens volstaat het passeren van de Heilige Deur op zich niet om een aflaat te ontvangen, een kwijtschelding van de straf die we door onze zonden mochten hebben opgelopen in het vagevuur na de dood. Het binnengaan van een van de genoemde kerken door de Heilige Deur is een teken van het thuiskomen van de zondaar bij God, te vergelijken met de thuiskomst van de Verloren Zoon bij zijn barmhartige vader. Voor het ontvangen van een aflaat is tevens vereist dat men biecht, deelneemt aan een Eucharistieviering, de geloofsbelijdenis aflegt en bidt voor de intenties van de paus voor de Kerk en de wereld. Tevens wordt verlangd dat men een of meer werken van barmhartigheid beoefent.

De meesten van onze seminaristen kwamen voor het eerst van hun leven in Rome en dit was voor hen een zeer indrukwekkende ervaring. Dat kon je van hun gezichten aflezen. Een bijzonder indrukwekkend moment was de audiëntie bij de paus op woensdagmorgen op het Sint-Pietersplein. Paus Franciscus hield een eenvoudige catechese over de liefde aan de hand van een passage uit de brief van de apostel Jacobus, waarin deze schijft dat het geloof zonder de liefde dood is (2,14-17). En de liefde bestaat niet alleen uit het geven van geld, maar betekent dat je ook jezelf als persoon inzet en geeft in navolging van Jezus.

Na afloop kwam de paus naar ons toe voor het maken van een groepsfoto. “Hij stond ineens zo dicht bij ons,” was de vreugdevolle reactie. Eén van de seminaristen maakte van de gelegenheid gebruik om snel een selfie met de paus te maken, hetgeen de paus lachend deed uitroepen: “Questo seminarista ha la bella faccia tosta.” En toen tot mij: “Kardinaal Eijk, weet u wat dat betekent?” Nou dat wist ik niet, zo moest ik met schaamrood op de kaken bekennen. Gezakt voor mijn examen en dan ook nog op het Sint-Pietersplein. Tegen de seminaristen heb ik maar gezegd: “Met faccia tosta zal hij wel een oorvijg bedoelen.” Na eenmaal thuis een woordenboek te hebben geraadpleegd, gebiedt de eerlijkheid mij te bekennen dat het iets anders betekent, letterlijk “een hard, cool of tof gezicht” hebben. Met deze zegswijze wordt bedoeld “brutaal of onbeschaamd zijn.”

Vóór de audiëntie hebben we samen de Eucharistie gevierd in de crypte van de Sint-Pieter op het graf van de heilige apostel Petrus, die door Jezus is aangesteld tot zijn eerste plaatsbekleder op aarde en paus. Daarbij veranderde Hij diens naam van Simon in Kefas, dat wil zeggen rots, Petrus in het Latijn, met de woorden: “Gij zijt Petrus; en op deze steenrots zal ik Mijn Kerk bouwen en de poorten der hel zullen haar niet overweldigen” (Mat. 16,18). Jezus is deze belofte nagekomen. Stormen en hoge golven zijn in de loop van de kerkgeschiedenis over haar heengegaan, maar de rots van het pausambt is intact gebleven. De paus is als zichtbaar hoofd van de Kerk een houvast en een garantie voor de eenheid in het geloof in Christus. Het is zaak op die rots te blijven, wat er ook gebeurt. Ons vaste voornemen daar ook te blijven, is versterkt door onze ontmoeting met de 265ste opvolger van Petrus.