Mei 2016

Ook zonder hechte structuren en grootse instituten

Wie hart heeft voor Jezus, kan het pijn doen te zien hoe weinig mensen Hem nog echt kennen. De overgrote meerderheid van de Nederlandse bevolking kent de Bijbel nauwelijks. Wat mensen weten van de leer van Zijn Kerk is flinterdun. Hun beeld van het christelijk geloof is vaak door vooroordelen bepaald. Dit zijn de droeve gevolgen van een geloofsoverdracht die in de laatste halve eeuw – als zij al plaatsvond – zeer gebrekkig was.

Als ik dit alles door me heen laat gaan, kan ik wel eens met een zekere jaloezie kijken naar de tijd waarin het christelijk geloof zo bepalend was voor het dagelijks leven van veel mensen. En dan heb ik het over de periode tot aan het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw. De katholieke gezinnen, de vitale parochiegemeenschappen, de katholieke scholen, de katholieke zorginstellingen: alles hielp mee om het christelijke geloof over te dragen en ook het hele leven erop af te stemmen. Deze hechte structuren en grootse instituten werkten soepel en trefzeker met elkaar samen en hielpen mensen om hun geloof te ontwikkelen, erin te groeien en het tot maatstaf voor het concrete leven van alledag te doen zijn.

Onder invloed van diverse factoren, maar vooral door de snelle opkomst van de individualistische cultuur waarin wij nu leven sinds de jaren zestig van de vorige eeuw, kwamen de katholieke structuren en instituten onder zware druk te staan. De katholieke structuren wankelden en raakten in het ongerede, de katholieke instituten verdwenen of legden hun katholieke identiteit af, vaak ook formeel, maar in ieder geval in de praktijk.

Wie als christen zijn geloof in Christus aan anderen wil overdragen, kan zich niet langer verlaten op hechte structuren en grootse instituten. Zin heeft het niet om daar lang bij stil te staan of – wat je bijna zou overkomen – te wensen eerder te zijn geboren. Evenmin heeft het zin lang stil te staan bij de gedachte aan een eventuele revival van het christendom in de toekomst. De Goddelijke Voorzienigheid roept ons nu om voor Jezus en Zijn Evangelie uit te komen, niet in het verleden en ook niet in de toekomst.

Bij al deze overpeinzingen is het goed de aansporing in de Brief aan de Hebreeën ter harte te nemen: “Gedenkt uw leiders, die het eerst het woord van God verkondigd hebben. Haalt u weer hun leven en de afloop van hun leven voor de geest; neemt een voorbeeld aan hun geloof” (13,7). Dit is een citaat uit de tweede lezing van het Hoogfeest van de heilige Willibrord, de stichter van het Aartsbisdom Utrecht in 695.

Wat troffen hij en zijn gezellen aan toen ze vijf jaar eerder vanuit Engeland in ons land aankwamen? In Utrecht stond nog een kleine kerk uit de Romeinse tijd. De rest van ons land was nauwelijks gekerstend, behoudens in Zuid-Limburg, waar de heilige Servaas het Evangelie had verkondigd in de vierde eeuw. Willibrord trof hier ter plekke geen structuren en instituten aan waarop hij kon steunen bij zijn missioneringsactiviteiten. Hoe pakte hij zijn opdracht aan? Wat kunnen wij van hem leren?

Willibrord en zijn metgezellen vonden hun kracht in de heel basale spiritualiteit van de Iroschotse monniken die van de zesde tot en met de achtste eeuw in Noordwest Europa het christelijk geloof brachten. Hun intense ideaal bestond hierin dat zij letterlijk evenals Jezus een ‘peregrinus’, een pelgrim in de zin van een rondtrekkende vreemdeling wilden zijn zonder vaste woon- en verblijfplaats. Zonder waardering en steun van de omgeving. Zonder een steen om het hoofd op te leggen, arm en daardoor vrij om in alle vrijmoedigheid ondanks ontberingen het Evangelie te verkondigen.

Op structuren en instituten konden zij niet terugvallen, maar deze spiritualiteit gaf hun een uitstraling en overtuigingskracht die hun uitwerking niet misten. Hun concrete werkwijze en pastorale methoden kunnen we niet na-apen, maar hun spiritualiteit geënt op een letterlijke navolging van Jezus is voor ons die het zonder grootse christelijke structuren en instituten moeten stellen, een weergaloze bron van inspiratie.