Juni 2015

Misdienaars

Het kan niet genoeg worden benadrukt: misdienaars verdienen in onze parochies heel veel aandacht. Zij vervullen een belangrijke taak in de vieringen in onze kerken. Uit misdienaars komen ook roepingen voort. Het is daarom zaak aandacht te hebben voor misdienaars. Ze moeten een goede opleiding en vorming krijgen zodat ze weten wat ze in de vieringen moeten doen. Op een aantal plekken in ons aartsbisdom bestaan heuse acolieten- en misdienaarskorpsen. Hierin leren de oudere acolieten aan de jongeren wat er van hen verwacht wordt en begeleiden hen ook tijdens vieringen.

Ook het aartsbisdom wil aandacht en zorg hebben voor misdienaars. Dat doet het onder meer op onze jaarlijkse Tarcisiusdag. Enkele honderden misdienaars, acolieten en hun begeleiders komen dan naar de kathedraal voor een Eucharistieviering. Zij kleden zich om in een zaal in de buurt en lopen in hun eigen togen, superplies en albes in hartje Utrecht over straat naar de kathedraal in een lange plechtige stoet. Langs de kant van de straat trekken ze veel bekijks.

Vervolgens is er een gevarieerd middagprogramma in de stad. We noemen die dag Tarcisius-dag. Tarcisius, die leefde in de derde eeuw in Rome, is namelijk de patroon van de misdienaars. Dit werd hij als volgt. Er was in zijn tijd een vreselijke christenvervolging door de Romeinse keizer. Toen een aantal christenen in het circus voor de wilde dieren zou worden gegooid, werd iemand gezocht om hun de communie te brengen. Een priester kon dat niet doen, want de bewakers zouden hem herkennen. Tarcisius, een twaalfjarige misdienaar, bood zich aan. Omdat iedereen dacht dat hij als jongen geen argwaan zou wekken en daardoor geen gevaar zou lopen, vertrouwde men hem deze taak toe. Een zilveren doosje met hosties werd aan een snoer om zijn nek gehangen.

Toen hij eenmaal op weg was, kwam hij enkele speelkameraden tegen, die geen christenen waren. Eén van de jongens zag dat Tarcisius wat met zijn hand vasthield: “Laat ons eens zien, wat je daar hebt.” Tarcisius werd bleek. Hij wilde de hostie, het Lichaam van Christus, niet aan hen geven. Het draaide uit op een gevecht, waarbij hij zijn handen beschermend over het zilveren doosje met de hosties hield. Tegen de overmacht delfde Tarcisius het onderspit. Ze schopten en sloegen Tarcisius net zolang, totdat hij uitgeput neerviel.

Toen kwam er een soldaat langs die hem te hulp schoot: “Schamen jullie je niet, een weerloze jongen zo te overvallen? Maak dat je weg komt!” De man, die zelf christen was, herkende Tarcisius. Deze sloeg de ogen op en fluisterde: “Ik heb Hem – d.w.z. Jezus – niet aan hen gegeven.” De soldaat vroeg: “Heb je nog een wens?” Tarcisius fluisterde zacht: “Geef me het Heilig Brood.” Dit gebeurde en zo stierf Tarcisius verenigd met Jezus, voor Wie hij zijn leven gaf.

Tarcisius had op de eerste plaats zorg voor Christus. Daarvoor gaf hij het kostbaarste dat hij had: zijn leven. De navolging van Jezus vraagt dat we ons leven aan hem geven. Dat kan in de vorm van een martelaarsdood zoals bij Tarcisius, maar ook doordat we ons hele leven inzetten om gestalte te geven aan Zijn Rijk van Liefde.

Misdienaars en acolieten zetten zich in en offeren een deel van hun tijd op door hun bijdrage aan de vieringen in onze kerken. Zo geven zij naar het voorbeeld van Tarcisius gestalte aan hun zorg voor Christus en Zijn Kerk. Dit maakt hen tot een voorbeeld voor hun leeftijdgenoten en trouwens voor alle kerkgangers, jong en oud. Veel kerkgangers zijn daarom blij met onze misdienaars. Dat zijn uiteraard ook onze priesters, diakens en pastoraal werk(st)ers die hun dankbaar zijn om hun aanwezigheid en hulp.

Misdienaars en acolieten spelen in onze parochies een zeer belangrijke rol. Het is daarom zaak dat alle parochies zorgen voor een zo groot mogelijk aantal misdienaars en dat ze hen de kans geven om in alle vieringen mee te doen. Het aantal misdienaars is een belangrijke graadmeter voor de vitaliteit van de parochie.