November 2011

Martinusdag

Op 11 november vond de jaarlijkse diaconale bezoekdag plaats. Het is inmiddels de gewoonte dat ik op deze dag samen met mgr. Hoogenboom diaconale projecten in ons aartsbisdom bezoek. Dit keer stond de stad Utrecht op het programma. In de morgen bezochten we een inloophuis in Lunetten, gezamenlijk opgezet door kerken in die wijk. Tevens werden we voorgelicht over werkzaamheden van de oecumenische stichting OMDUW, die met name dak- en thuislozen met raad en daad bijstaat.
Op het middagprogramma stond een bezoek aan een organisatie die buitenlanders helpt om in de Nederlandse samenleving te integreren. Dit doet zij bijvoorbeeld door taalcursussen. Een jonge medewerker vertelde enthousiast hoe hij een jongen van 12 jaar begeleidt om de overgang te maken van de basisschool naar de middelbare school. De bassischool waarop hij gezeten had, vreesde dat vanwege zijn thuissituatie die overstap niet zou lukken en had de ISKB verzocht om hem te begeleiden. Deze vrijwilliger vond hierin een tegenwicht voor zijn beroepsmatig werk, waarin hij zich soms gedwongen zag om jongeren die niet voldeden te ontslaan.

Ook bezochten we een hospice voor palliatieve zorg: hier worden mensen verpleegd die lijden aan een ongeneeslijke ziekte, waaraan zij naar verwachting zullen overlijden. Zij krijgen een totaalaanbod van medische, menselijke, psychologische en desgewenst pastorale zorg. Palliatieve zorg is niet gericht op genezing, maar wil pijn en andere symptomen zo goed mogelijk bestrijden en de patiënt hartelijke en liefdevolle zorg en begeleiding bieden, waarbij men zoveel mogelijk een thuissituatie creëert. Kort samengevat: palliatieve zorg voegt geen dagen toe aan het leven, maar leven aan de dagen. Stervende mensen zijn ook levende mensen. Palliatieve zorg probeert het leven aan het einde zo draaglijk mogelijk te maken.
Binnen de definitie die de Wereld Gezondheidsorganisatie geeft aan palliatieve zorg, geldt het levenseinde als een natuurlijke fase van het leven. Euthanasie maakt binnen deze definitie geen deel uit van palliatieve zorg. Bij palliatieve zorg zijn enkele beroepskrachten betrokken (artsen, verpleegkundigen, geestelijk verzorgers), maar het merendeel van de werkzaamheden wordt verricht door vrijwilligers.

Het woord ‘palliatief’ brengt ons bij de Heilige Martinus, wiens gedachtenis wij op 11 november vieren. Het Latijnse woord ‘pallium’ betekent mantel. Toen Martinus nog een Romeins soldaat was, zag hij bij de stadspoort van Amiens een arme naakte bedelaar. Martinus kliefde met zijn zwaard zijn mantel in tweeën en gaf de helft aan die bedelaar. Die nacht verscheen Jezus hem in een droom, bekleed met de halve mantel, en bedankte Martinus. Martinus had gedaan wat Jezus in het Evangelie van Zijn volgelingen vraagt: “Wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders hebt gij voor Mij gedaan” (Mat. 25,40). Want Jezus identificeert zich met de arme mens in nood.
Door die daad hief Martinus het fundamentele probleem van de bedelaar – diens armoede – niet op, maar hij gaf hem door die halve mantel wel een stukje warmte voor de nacht. Palliatieve zorg neemt de onderliggende ziekte niet weg, maar geeft wel een stukje hartelijkheid en liefde, waaruit de zieke de kracht kan putten die nodig is om het levenseinde, hoe overschaduwd ook, te kunnen dragen. Dat geldt voor veel vrijwilligerswerk: het heft structurele problemen niet op maar betekent voor concrete mensen in nood een uitkomst die hen anders niet ten deel zou zijn gevallen.

‘s Avonds presenteerden leden van de studentenparochie Sint Thomas van Aquino in Utrecht, in de pastorie van de Sint Gerardus Majellakerk, hun diaconale projecten: een reis naar een bisdom in Togo om medische zorg en taallessen te geven en dichter bij huis vakantieweekenden voor mentaal gehandicapte jongeren, om hun ouders te ontlasten. Hun enthousiasme geeft moed: hoe seculier de maatschappij ook mag zijn geworden, het christelijk ideaal van belangeloze zorg voor de naaste leeft nog steeds.