April 2023

Geen lof zonder liefde

Vanaf Aswoensdag verstomt het ‘alluia’ in het Latijn of het ‘halleluja’ in het Hebreeuws. Pas vanaf de Paaswake herneemt de Kerk het zingen van het halleluja in het vers voor de Evangelielezing. Het woord halleluja betekent ‘prijst’ of ‘looft de Heer’. Het is een zeer bijzondere uiting van lof en dankbaarheid jegens God die we bij de eerste christenen vanaf het prille begin van de Kerk aantreffen.

De Veertigdagentijd, een periode van boete, kenmerkt zich door een sobere liturgie waarin lofzangen, zoals het gloria en het halleluja, achterwege worden gelaten. Met Pasen hernemen we als gelovigen het zingen van het halleluja met grote vreugde en met vuur, omdat we dan de verrijzenis vieren van Jezus.

Niet ieders hart staat open voor het zingen van het halleluja met Pasen. De essentie van het paasfeest, waarbij we vieren en gedenken dat Jezus naar Zijn menselijke natuur met ziel en lichaam uit de dood is opgestaan, is voor veel mensen een moeilijk onderwerp. Dit komt ook voor bij mensen die geroepen zijn om Christus en Zijn Evangelie te verkondigen. Wanneer zij worstelen met het geloof in de verrijzenis, dan stippen zij die hooguit als bijna terloops aan of zwijgen er helemaal over. Dit kunnen zij ook doen uit vrees dat hun toehoorders niet meer in de verrijzenis geloven en afhaken.

Met het menselijk verstand kunnen we de verrijzenis niet begrijpen of verklaren. Bij de verrijzenis gaat het om een geloofskwestie. Mgr. Smeets publiceerde vorig jaar een boek met een aantal van zijn paaspreken. In het voorwoord schreef hij dat hij met Pasen nooit over de verrijzenis van Jezus als zodanig preekte. Niet omdat hij daar niet in zou geloven, maar omdat de verrijzenis als gebeurtenis nooit door mensen is waargenomen. De apostelen en andere leerlingen ontdekten op Paasmorgen dat het graf leeg was en zij wisten dat Jezus verrezen was, omdat Hij tot Hemelvaart diverse malen aan hen verscheen. Bij één van die gelegenheden vroeg Hij hen ook Hem iets te eten te geven en dat at Hij voor hun ogen op. Dat deed Hij om te laten zien dat Hij niet alleen maar een geestverschijning was, maar dat Hij werkelijk naar ziel en lichaam verrezen was.

Op Paaszondag wordt altijd het Evangelie van de verrijzenis volgens Johannes gelezen (Joh. 20,1-10). Hierin wordt verhaald hoe Maria Magdalena als eerste ontdekt dat het graf leeg is en dat de steen van het graf is weggerold. Ze gaat het melden aan Simon Petrus, de oudste en de leider van de apostelen, en “de andere, de door Jezus beminde leerling.” Met de laatste wordt de jongste apostel en de schrijver van dit Evangelie, Johannes, bedoeld.

Omdat Johannes een bijzondere liefde heeft voor Jezus komt hij als eerste bij het graf aan. Hij gaat echter niet naar binnen. Uit respect wil hij de oudste, Simon Petrus, laten voorgaan. Petrus inspecteert het graf en stelt vast dat de zweetdoek waarmee het hoofd van Jezus is bedekt, niet bij de zwachtels ligt waarin het lichaam van Jezus gewikkeld was, maar “op een andere plaats” ligt. Kortom, de zwachtels en de zweetdoek liggen er ordelijk bij. Dit wijst niet op een grafroof.

Dan treedt ook de jongste leerling binnen en dan staat er: “hij zag en geloofde.” Johannes is de meest door Jezus geliefde leerling. Maar deze liefde is wederzijds. Van alle apostelen houdt Johannes het meest van Jezus. Het is deze liefde voor Jezus die hem onmiddellijk de waarheid betreffende de verrijzenis van Jezus doet inzien.

Liefde en geloof zijn onafscheidelijk. De drie goddelijke deugden van geloof, hoop en liefde horen bij elkaar. Als ons geloof in de verrijzenis tekortschiet, kunnen we Jezus altijd vragen ons te hulp te schieten door de genadegave van liefde voor Hem in ons hart te leggen. Johannes kan vanaf dat moment een jubelzang, een halleluja, in zijn hart aanheffen. Een loflied is ook altijd een lied waarin we onze liefde voor God bezingen.