Mei 2010

De 65ste dodenherdenking

Op 4 mei jl. gedachten we voor de 65ste keer de slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. We gedachten de slachtoffers van de wrede naziterreur, met name onze Joodse landgenoten. Tevens gedachten we met grote dankbaarheid alle militairen en leden van het verzet die hun leven gaven voor onze vrijheid.

Daarnaast is 4 mei bij uitstek een gelegenheid om stil te staan bij het belang van een blijvende vrede, maar ook bij de bedreigingen van die vrede die steeds op de loer liggen. Als christenen geloven we dat uiteindelijke duurzame vrede een gave is die we van God door Christus ontvangen. In Zijn afscheidsrede tot de leerlingen na het Laatste Avondmaal zegt Jezus: “Vrede laat ik u na; Mijn vrede geef Ik u. Niet zoals de wereld die geeft, geef Ik hem u” (Joh. 14,27).

Hiervan was de bekende pater karmeliet en hoogleraar filosofie aan de katholieke Universiteit Nijmegen, Titus Brandsma, ten diepste doordrongen. In zijn eerste Diesrede die hij uitsprak als rector-magnificus van de Nijmeegse Universiteit noemde hij het verlies van het geloof in God, dat zich toen al manifesteerde, “de grootste aller noden.” Een doorleefde godsrelatie was voor hem de meeste doeltreffende tegenkracht tegen de waan van de tijd.

Toen nog maar weinigen van de gevaren van de nazi-ideologie waren doordrongen, probeerde in de jaren dertig Titus Brandsma zijn landgenoten ertegen te waarschuwen. Hij bespeurde dat die ideologie ook vat kreeg op Nederlanders, onder wie christenen. Hoewel we niet moeten ontkennen dat ook wij christenen in de loop van de eeuwen voeding hebben gegeven aan haat tegen de Joden, was de massale vernietiging van met name het Joodse Volk in de jaren veertig gestoeld op een heidense ideologie die Gods liefde voor iedere mens zonder onderscheid loochende. Maar het geeft reden tot schaamte dat onder het naziregime zoveel christenen hebben meegedaan aan de Jodenvervolging en die van andere groepen mensen. Helaas houden ook christenen geen rekening met Gods bedoelingen.

Tegenover het beeld van de ‘Übermensch’, de Ariër, als held, dat Titus Brandsma onverenigbaar achtte met het christelijke mensbeeld, stelde hij een ander heldenideaal. Echte helden, zo zei hij, zijn mensen die vervuld zijn van “edele liefde en die daarin meer dan gewone moed tonen.” De echt heldhaftige mens laat de lijdende niet aan zijn lot over, schuift zijn zwakke broeder niet aan de kant, maar eerbiedigt hem, omdat hij in hem – zoals in ieder mens – de vonk ziet van goddelijke kracht.

Het is het diepe inzicht van de Joods-Christelijke traditie dat alle mensen door de Ene God zijn geschapen naar Zijn beeld en gelijkenis. Elke mens is daarom iets van een manifestatie van God in deze wereld. De overtuiging dat alle mensen gelijkwaardig zijn en fundamentele rechten hebben, is geënt op de overtuiging dat wij uiteindelijk allen kinderen zijn van één Vader. Het is verontrustend dat het geloof in die Ene God dat de basis vormt voor de erkenning van de universele rechten van de mens, door de snelle secularisering in West-Europa in de laatste halve eeuw grotendeels is verdampt.

Wij leven in Nederland nu al 65 jaar in vrede, maar moeten ons geen rad voor de ogen laten draaien. Onze tot voor kort krachtige economie, die voor een relatief evenwicht in de samenleving zorgde, is niet meer zo sterk en van de gevolgen van de financiële crisis zijn we voorlopig nog niet af. In de samenleving tekent zich een tweedeling af tussen goed betaalde hoger opgeleiden en lager opgeleiden die met hun salaris ondanks een voltijdbaan amper kunnen rondkomen. Daarmee is de kiem gelegd voor een nieuw, grotendeels nog sluimerend sociaal conflict, dat in de stakingsgolf van de afgelopen weken even aan de oppervlakte kwam. En het is al weer jaren geleden dat Nederland tolerant was voor buitenlanders. De leuzen die op de tribunes van onze voetbalstadions weerklinken, ook over onze Joodse landgenoten, geven te denken. Onder neonazi’s, ook in ons land, is de nazi-ideologie nog springlevend.

Het is zaak waakzaam te blijven. En het is meer dan ooit zaak om moedig elke ideologie te blijven bestrijden die loochent dat Gods liefde onwerkzaam is of niet voor iedereen is bestemd. Het is en blijft zaak om de plaats die God in ons hart en in onze samenleving toekomt, tot het laatst toe te verdedigen.